
Een leven vol muziek: vorige week werd Axelle Red nog gelauwerd in de Eregalerij van Radio 2 voor haar opmerkelijke muzikale carrière. In de afgelopen 25 jaar van Axelle’s carrière resulteerden haar samenwerkingen met gerenommeerde muzikanten, songschrijvers en producers (onder meer Isaac Hayes, Youssou N’Dour, Charles Aznavour, Albert Hammond, Mark Plati, Shelly Peiken, Steve Cropper, etc.) in internationale successen. Haar engagement – als artieste maar ook als mensenrechtenactiviste, voor Unicef o.a. en recent Handicap International – leverde haar verscheidene eretitels op: Chevalier dans l’Ordre des Arts et des Lettres, Commandeur in de Kroonorde, Doctor Honoris Causa.
Vijf jaar na haar meest recente studioplaat ‘Rouge Ardent’ verrast Axelle ons met nieuw werk: ‘EXIL’. Voor haar nieuwe studioalbum ‘EXIL’ trok Axelle naar LA waar ze samenwerkte met o.a. Dave Stewart (ex-Eurythmics).
OVER ‘EXIL’
‘Wil je een wordcloud maken bij het woord Exil?’ vraag ik haar. Wij zijn twee uur ver in ons gesprek aan de lange, smalle eikenhouten salontafel bij haar thuis, een beschermde zeventiende-eeuwse boerderij aan de rand van Brussel. Ze neemt mijn schrift en mijn pen, en begint te schrijven. ‘In chains’. ‘Trofee’. ‘A la recherche de liberté’. ‘Esclavage’. Frans, Nederlands en Engels lopen in elkaar over. ‘Soldaat’. ‘Fortuna – materieel of spiritueel’. ‘Dîner du roi’. Bij elk woord dat er op het blad verschijnt, geeft ze een uitleg. ‘Jeune princesse’. ‘Héro’. ‘Cupidité’. Ze praat snel, alsof ze de beeldenstroom in haar hoofd moet bijbenen. Over Syriëstrijders en kruisvaarders, Libië en Trump, Griekse goden en verloren liefdes.
Het is vreemd, merk ik op als ze uitgepraat is, dat al die woorden een negatieve bijklank hebben, terwijl Exil toch een overwegend zonnige plaat is. ‘O, maar ik ben positiever dan ooit. Alle ellende die we om ons heen zien, schudt de jonge generatie wakker. Het engagement groeit, het verantwoordelijkheidsbesef is daar. Het keerpunt komt eraan.’
Het was me niet opgevallen, toen ik het album een eerste keer beluisterde, dat er zo veel lagen in zaten. Ik had songs over de liefde gehoord, en het onvermogen om ze ten volle te beleven. Dat was allicht wat ik wilde horen. Telkens als ze haar engagement in haar songs had geëtaleerd, werd ze daarop afgerekend. Heel vaak heb ik gedacht: bespaar je de ellende, schrijf gewoon weer een rechttoe-rechtane lovesong. Een good old Je t’attends, een Parce que c’est toi 2.0.
Op Exil, zo blijkt, doet ze beter. Op Exil is elke song én romantisch én idealistisch.
Ik heb Axelle Red pas goed leren kennen nadat ze me had uitgenodigd om enkele opnames bij te wonen van haar album Un coeur comme le mien, in 2011. Ze had een kapel annex studio in de bossen rond Woodstock gehuurd, en een keurgroep aan professionele muzikanten: Jerry Marotta was erbij, eigenaar van het pand en drummer van onder andere Peter Gabriel; Stu Kimball, gitarist van Bob Dylan, was afgereisd uit Nashville; en soundwizard Gerry Leonard had tijd voor haar vrijgemaakt tussen twee tournees van David Bowie in. Producer Mark Plati, nog zo’n bekende van Bowie, vuurde die troep aan. Voor Axelle Red, zo leerde ik daar, is muziek maken een metier waarvoor ze zich met de beste kan en wil meten. ‘Ik heb altijd internationaal gedacht’, vertelde ze onlangs in een interview over haar begindagen.
Die aanpak, die ze ook op opvolger Rouge ardent had doorgetrokken, met opnames in Memphis in het gezelschap van illustere muzikanten als Lester Snell (check: Isaac Hayes), Steve Potts (check: Booker T . and the MG’s) en Teenie Hodges (check: Al Green), heeft ze nu laten varen. Of, zoals ze het zelf zegt, speels verontschuldigend: ‘Ik heb de muzikanten in de steek gelaten.’
Ze koos voor de directe aanpak, met één-op-één contacten: zij en een collega-songwriter samen, starten from scratch, zien waar ze landen. In augustus 2016 trok ze voor twee weken naar de States. Op de agenda: dagelijkse songwritingsessies met topmuzikanten, verspreid over drie steden waar de muziek om elke straathoek loert. In Nashville en in Memphis, nochtans vertrouwd terrein, vond ze niet meteen een klik. In Los Angeles was er wel die magie. Hoe dat voelt? ‘Je komt binnen, er is de gebruikelijke chit-chat, een snuffelronde van pakweg tien minuten, een kwartier. Dan ga je zitten en begin je samen te componeren. En plots, voor je er erg in hebt, heb je een song waarvan je meteen weet: dit is ‘t, dit werkt. Ça, c’est la magie.’
Op Exil staan vijf grote namen zij aan zij met die van Axelle. Met twee ervan heeft ze een gemeenschappelijk verleden: Albert Hammond en Shelly Peiken schreven exact 25 jaar geleden mee aan een van de grootste successen op haar debuutplaat, de klassieker Sensualité. Hammond, auteur van een dertigtal wereldhits waarvoor onder anderen The Hollies, Whitney Houston en Tina Turner hem eeuwig dankbaar zijn, had ze al eerder teruggezien – ze delen samen de credits voor enkele nummers op Rouge ardent. Peiken schonk vijf jaar na Sensualité een wereldhit aan Meredith Brooks, het voor een Grammy genomineerde Bitch. Haar naam staat ook in het adresboekje van grootheden als Gloria Gaynor, Christina Aguilera en Selena Gomez. ‘Veel vrouwen ja, maar dat is toeval. Shelley en ik delen dezelfde gevoeligheid, maar dat kan ik net zo goed met mannen hebben.’
De Deen Rune Westberg en de Noor Jarl Aanestad hebben een minder lang, maar merkwaardig genoeg gelijkaardig cv: allebei hadden ze in hun thuisland een grote opnamestudio uitgebouwd, allebei zijn ze dat productieproces ontvlucht om in L.A. opnieuw te beginnen, op een andere manier: back to basics. Net zoals Axelle het wou, dus. Het klikte meteen. Westberg heeft finaal zelfs het album gemixt, inclusief de songs die ze samen met Dave Stewart heeft geschreven. ‘Dave was de reden waarom ik absoluut naar L.A. wilde. Wist je dat hij al ten tijde van Eurythmics al zonder demo’s werkte? O, en het fijne was: hij kende mijn werk. Van op de Franse radio. Hij heeft lang in Parijs gewoond, vandaar.’
Ik had het al gemerkt in Woodstock in 2011, hoe Axelle, zodra ze aan het werk is, zich volledig onderdompelt in de muziek. In L.A. was dat, zo blijkt, niet anders. ‘Ik verbleef in het huis van een vriend in Laurel Canyon,’ vertelt ze terzijde. Alsof het een detail is. Vijftig jaar geleden was deze buurt de plek waar rock-‘n-roll-royalty samenhokte. Carole King, een van haar grote voorbeelden, woonde er. Joni Mitchell ook: het was bij haar thuis dat Crosby, Stills, Nash & Young voor het eerst hun vocalen in onweerstaanbare harmonieën versmolten. En Bill Withers, een andere held, houdt nog altijd kantoor op de Sunset Strip, op enkele minuten rijden van Laurel Canyon. Dat is geen detail. Dat is Axelle Red ten voeten uit. Ze kent de rockgeschiedenis door en door. En ze laaft er zich aan.
Die overgave verklaart ook waarom ze er, vijfentwintig jaar na haar debuut, nog steeds staat, en hoe ze er in is geslaagd een eigen muzikaal universum te creëren dat onmiddellijk herkenbaar is, zonder in herhaling te vallen. Want stilstaan is geen optie. Integendeel. ‘Ik wil steeds beter worden’, zegt ze. Op Exil, weg van de studiomuzikanten, met iets meer pop en rock dan soul in de sound, exploreert ze volop haar stem. ‘Met kracht een paar tonen hoger zingen, en toch die ‘grain’ houden: dat was de nieuwe uitdaging. Mijn stem is het belangrijkste instrument op de plaat.’
Maar noem haar geen ‘chanteuse’. ‘Ik moet altijd lachen als ik dat hoor. Ik doe zoveel meer dan dat. Er is geen aspect van mijn vak waar ik niet bij betrokken ben. Ik ben daar trots op, ja.’ Terecht. Ze heeft er een netwerk van getrouwen mee gecreëerd op wie ze ook nu weer kan rekenen. Ontwerpers Veronique Leroy en A.F. Vandervorst verzorgen de looks; muzikanten Wigbert, Dominique Vantomme en Simon LeSaint, de rechterhand van Stromae, gaan mee op tour; en choreograaf Wim Vandekeybus regisseerde de clip bij single Who’s Gonna Help You.
Ça aussi, c’est la magie.
‘Aspires-tu à l’amour / ou à la foi’, bevraagt ze een verdwenen geliefde in Le mont des regrets. Daar, aan haar salontafel, bij de gloed van een haardvuur op klaarlichte dag, twijfelt ze geen seconde wat voor haar het antwoord is op die vraag: ‘de liefde’. Want, zo voegt ze eraan toe : ‘Love embraces all the gods.’
- Karel Degraeve